Drie keer rijk

(door Leo Lampe)

 

Met een breed gebaar biedt hij me een lage fauteuil aan. Zelf gaat hij in een wat hogere zetel zitten. “Deze meubels zijn nog van mijn grootvader geweest,” zegt hij, “zit u goed?”


Ik knik beleefd en stel meteen mijn vraag: “Waarom wilt u het familiebedrijf verkopen nu het zo goed gaat?”

“Het gaat helemaal niet goed. De omzet stagneert, ons machinepark heeft een lagere bezettingsgraad en de werkgelegenheid loopt terug,” antwoordt de directeur met een zorgelijk gezicht. Hij is amper vijftig maar oogt tien jaar ouder; enigszins corpulent, wel fit en zout-water-gebruind.

“Ik zie in de jaarcijfers, dat de winstgevendheid er niet onder te lijden heeft.”

“Ja,” zegt hij, “dat is juist. We hebben een goede accountant die begrijpt wat de aandeelhoudersvergadering wil.”

“Dat is op zich heel bijzonder,” probeer ik, “maar zijn cijfers spreken voor zich en waarom zouden aandeelhouders in deze situatie instemmen met uw plan de zaak via een 'controled auction' van de hand te doen?”

Een diepe zucht volgt. “Het managen van een aandeelhoudersvergadering van 32 familieleden, die alleen maar uit zijn op een zo hoog mogelijk dividend, is voor mij een dagtaak geworden de laatste jaren.”

“Tsja,” zeg ik, “waarom heeft u al die broers, zussen, neven en nichten in de afgelopen dertig jaar niet uitgekocht? Nu kan het niet meer, ze zouden aan u de hoofdprijs vragen.”

“Dat is precies wat ik wil: met zijn allen de hoofdprijs krijgen door de markt zijn werk te laten doen; mits goed door u begeleid natuurlijk, want we geven ons bedrijf niet zo maar weg aan een speculerende voorbijganger. Het gaat mij erom dat u een aantal overnamekandidaten zoekt die passen bij de standing die we hebben opgebouwd.”

“Dat ben ik met u eens,” reageer ik verbaasd, “maar een koper wil wel in een zo kort mogelijke tijd de aankoopsom terugverdienen en of dat nu goed is voor de kwaliteit van het product, de naam en faam van het bedrijf, de werkgelegenheid……..  We maken wat dat betreft veel mee.”

“Goed dat u dat zegt,” zegt de directeur, die plotseling rechtop gaat zitten, “er moet wel een werkgelegenheidsgarantie worden afgegeven.”  

Een stilte volgt. Ik schraap mijn keel en vraag: “Heeft uw vader ooit plannen gehad de zaak te verkopen?”

Een onverwachte vraag blijkbaar, want diepe denkrimpels trekken in zijn voorhoofd en hij zegt:  “Die was met maatschappelijke dingen bezig in de stad, veel bestuursfuncties; in combinatie met al zijn reizen over de wereld om ons product op de kaart te zetten. Mijn vader en zijn broer hebben nooit de tijd genomen om over een verkoop na te denken. Die broer zou ook absoluut tegen zijn geweest, hij vond het veel te leuk om iets op te bouwen. Mijn vader is te vroeg in het harnas gestorven, een hartaanval in de stoel waarin u nu zit.”

Ik begin onrustig te schuiven en vraag om nog een kop koffie. Hij verontschuldigt zich en staat snel op. “Natuurlijk, ik zal mijn secretaresse opdracht geven ons nog eens te verzorgen.” Hij dribbelt naar de telefoon. Op zijn grote lege bureau is geen papiertje te bekennen. Niet veel problemen, denk ik, dit bedrijf is goed te verkopen.


De secretaresse komt binnen met de koffie en de onvermijdelijke koekjes. Adembenemend, wat een schoonheid; kort rokje en ze doet het geweldig met die wiegende heupen. Ik geniet in stilte. Trots kijkt de directeur van het familiebedrijf me aan en gooit een vette knipoog naar de secretaresse. Die glimlacht geroutineerd terug. Ik zie alle portretten van de voorvaderen aan de muren hangen.

Na het gesprek ga ik naar mijn stamcafé, bestel een whisky en staar door het grote raam naar de gracht. Het gesprek maalt in mijn hersens. Drie keer rijk worden in één leven, is dat niet te veel van het betamelijke?

Ik tel.


1. De voorvaderen werkten zich dood. Hij kwam in een gespreid bedje. Hij hoefde nooit met een businessplan te leuren bij banken en een dure beginfinanciering af te lossen.


2 Hij was meteen directeur met een riant salaris en emolumenten, en dat dertig jaar lang. Hij vergat te sparen zoals zijn voorvaderen hebben gedaan en kocht de groeiende schare mede-aandeelhouders niet uit. In plaats daarvan: dure huizen, dure auto’s, zeevarende jachten, geheime vriendinnen. Zijn mede-aandeelhouders protesteerden alleen als hun dividend eronder leed.


3. En nu, aan het eind van zijn carrière is hij niet van plan het bedrijf van zijn voorvaderen aan de generatie na hem door te geven, maar verkiest hij te gaan potverteren en de hebberige mede-aandeelhouders de hoofdprijs te beloven.

Misschien toch eens met mijn collega’s gaan filosoferen of deze klus niet beter kan worden overgedragen aan een agressieve 'merchantbanker' zonder scrupules. Maar de vraag is of alle aandeelhouders er hetzelfde over denken. Ik neem een besluit en ren het café uit. Ik ga eerst met die zoon en die neef praten. Hun verzoeken om een gesprek met mij staan nog op mijn antwoordapparaat. Lijken me goed opgeleide jongens. Wat zouden zij willen?