Ha, meneer Peultjes, prachtig

(door Rein de Waal)

 

De kaarsrechte jongeman met de uilenbril draaide zich militair om en stond oog in oog met een verbluffende blondine in zwart fluweel en wit kant. Groene ogen onder de pony van het opgestoken haar twinkelden hem toe. "Ik ben Monique van de Ramp. Hartelijk welkom op uw eerste werkdag." Terwijl zij hem de hand schudde reageerde Peultjes met: "Het genoegen is geheel aan mijn kant." Het was precies het soort antwoord dat hij zich nadrukkelijk had voorgenomen niet te geven.

Maar de aanblik van het meisje, dat bovendien een telg bleek uit het geslacht Van der Ramp, had hem even van zijn stuk gebracht. "Kom," lachte zij, "Ik zal u even wegwijs maken." En heupwiegend ging zij hem voor in de ontvangsthal. Zelfverzekerd in zijn scherpe Italiaanse pak uit de Amsterdamse P.C. Hooftstraat volgde André haar. Wouw," zei hij binnensmonds.


Dat begon meteen goed. Vrienden, bekenden en familie hadden onze jonge held zonder uitzondering voorgehouden hoe onverstandig het was geweest zijn veelbelovende carrière te vervolgen in een familieconcern als Van der Ramp. "Als outsider kom je nooit aan de bak in de top," was de eensgezinde mening geweest. Maar eigenwijs en ambitieus als hij was had hij dat afgedaan als verjaardagspraat. Geloof in eigen competentie, dadendrang en het rotsvaste voornemen zich op geen enkele manier in familiale kwesties te laten verstrikken steunden hem in zijn overtuiging. Deze sub-management functie had hij voor geen goud kunnen afwijzen. Toen hij zijn gids volgde in de richting van het grote raam, trad een kleine storing op. "OPGEPAST!" knerpte een stem vlak achter hem, en een oud mannetje in een groezelige stofjas en een geruit petje, bijna geheel verborgen achter drie beschadigde en lekkende kartonnen dozen, botste tegen zijn rechterarm op.

Een vette olieklodder kwakte met grote precisie op de manchet van zijn ivoorkleurige overhemd en Peultjes kon een krachtterm slechts met moeite onderdrukken. Lang liet hij zich echter niet het plezier van deze goed begonnen dag bederven. Precies zoals hij verwacht had gonsde het om hem heen van de activiteit. Telefoons piepten, deuren sloegen, hakken klikten over het marmer en technische tekenmappen werden de chromen trappen opgerend. Onopvallend met zijn zakdoek zijn manchet deppende vervoegde hij zich bij "zijn" Monique bij het raam. "Kijk," zei ze, "Daar gaat net oom Henry, onze commerciële directeur. Hij vliegt straks naar Buenos Aires."

Met kloppend hart keek André naar de grote donkerblauwe limousine met chauffeur, omringt door alerte assistenten die van de laatste orders werden voorzien. Het meisje had zich inmiddels omgedraaid. "O, kijk, dáár, dat is oom Frans, de financieel directeur." Een strenge man in donkergestreept pak liep documenten lezend een deur binnen. "Ik zal u straks aan hem voorstellen. Hij is zeer druk met de jaarstukken," vervolgde zij. Peultjes’ huid stond strak van de anticipatie.

Dit was het. Dit was het helemáál. De hypertensie van een modern concern, het marmer, het chroom, de actie, het meisje. Hier, zo wist hij nu definitief, was André Peultjes op zijn plaats. De enige valse noot was in zijn ogen de ongetwijfeld reeds gepensioneerde magazijnbediende, die zijn dozen midden in de hal had neergesmakt en nu in gesprek was met de grote man in stofjas, die over zijn hele lichaam het woord "bedrijfsleider" had staan geschreven.

 

"Mot je zien, Piet," hoorde hij het kereltje kraken. "Al die olie uit Managua. Helemaal doorgelekt. Ik moet even wat hulp hebben."

"Straks Arie, ik heb iemand nu," antwoordde de reus vriendelijk, waarover onze nieuweling zich verbaasde.

Maar zijn vriendin was inmiddels naar de trap, waar twee heren lachend naar de galerij verdwenen. "Jammer, vader, onze president-directeur, gaat net in conclaaf met de president-commissaris, Nijkerk van Putten. Maar vanmiddag zult u hem zeker ontmoeten."

En op dat moment dwong zij André met zachte hand naar het midden van de hal, waar het vieze ouwe mannetje over zijn dozen gebogen stond. "Wel," zei zij, "U heeft de top van het bedrijf in elk geval de revue zien passeren. Dan zal ik u nu even voorstellen aan ....." En zij tikte het oude baasje op de schouder. "Mijn hemel," dacht Peultjes, "Toch niet aan dat, dat ... factotum?"

"Opa," kirde Monique, "Dit is onze nieuwe medewerker, de heer Peultjes. Mijnheer Peultjes, dit is opa Van der Ramp, onze oprichter. Hij zit nog steeds bovenop de aandelen, als enige bestuurder van de Stichting Administratiekantoor." "Ha, meneer Peultjes, prachtig," kraakte opa. "Precies op tijd, jongeman."

En voor hij goed en wel wist wat hem overkomen was wankelde de jonge executive met drie stinkende, oliedruipende dozen tegen zijn onberispelijke kostuum aangedrukt achter opa aan, naar een deur met in grote letters "magazijn " erop.

Het geamuseerde glimlachje waarmee Monique van der Ramp hem nakeek kon hij gelukkig niet zien. Zij hoorde nog net wat opa zei voor de deur dichtsloeg. "Voorzichtig met de dozen Neutjes, zij lekken een beetje."