Miss Marple

(door Rein de Waal)

 

De zilveren lepeltjes tinkelden op de Wedgewood schoteltjes toen zij inschonk uit de antieke theepot. Het withouten tuinameublement stond op flagstones naast de goudvissenvijver aan de voorkant van het huis. De grote witgele parasol bolde lichtjes, door het briesje dat de warme zomermiddag aangenaam verkoelde. Boven de schitterende oranjeblauwegelepaarse border zoemden hommels, terwijl over de 50 meter verder gelegen provinciale weg een enkele auto loom voorbij schoof.

Het gezwiszwis van een tuinsproeier ergens achter het roodstenen tuinmuurtje met het ronde poortje en de welige klimop riep nostalgische gevoelens op, evenals de grijzende dame in zomerjurk en bloemenhoed die, elegant genesteld op de schommelbank, de glimmende Mercedes Twoseater gedeeltelijk aan het oog onttrok. Een jongere Miss Marple in een Great Gatsby setting.

"Mijn broer is er doodziek van," sprak de elegante gastvrouw. "hij is vanmorgen weer in het ziekenhuis geweest, zijn bloeddruk is weer omhoog, hij slaapt nauwelijks en hij heeft last van hartkloppingen."

Zij zuchtte eens diep. "Hij zet mij onder zware druk. Hij komt bijna elke dag hier even om erover te praten. Het klinkt allemaal heel reëel, zoals hij het voorstelt, maar het is voor mij een moeilijke materie en ergens heb ik het vage gevoel dat er iets niet helemaal klopt."

"Kijk," vervolgde zij, "na het overlijden van vader hebben wij ieder de helft van de aandelen geërfd en dat heeft ons toen al heel wat gekost aan successierecht. Dat hij nu voorstelt om onze beider zoons, ‘de boys’ zoals hij ze noemt, het bedrijf te verkopen tegen een gunstige prijs lijkt mij prachtig. ‘De boys’ kunnen goed met elkaar opschieten, zegt hij, en als zij samen het bedrijf verder gaan uitbouwen moeten zij daar ieder evenveel van profiteren. Maar ik kan maar niet uit al die ‘persoonlijke holdings’ en ‘tussenholdings’ wijs worden."


Haar mond vertrok wat meewarig. "Nu hij zo beroerd is voel ik mij echt schuldig. Alsof ik zijn dood op mijn geweten heb als ik niet snel mijn handtekening zet. Dat had ik trouwens bijna gedaan, maar toen werd ik door goede vrienden op het bestaan van uw bureau geattendeerd. Mijn broer waarschuwde mij, hij had nog nooit van u gehoord en zag niets in het inschakelen van een buitenstaander in dergelijke privé kwesties."

Zij overhandigde mij een folio met de door mij gevraagde relevante informatie. Statuten van stichtingen en vennootschappen; rapporten en brieven en een schematisch overzicht van de voorgestelde constructie.

Het was enige tijd stil. Slechts het geritsel van het papier en het beschaafde gekras van haar zandkoekje wezen op enige actie. Toen rechtte ik mijn rug en hield haar het schema voor.

"Er is mij iets niet helemaal duidelijk," zei ik, "boven de Holding die de aandelen zou moeten verwerven staan drie persoonlijke holdings getekend: A, B en C genaamd. Deze houden ieder 33 1/3 procent van de aandelen. Hoe moet ik dat precies uitleggen? Waar staan die voor, die letters?"

"Wel," zei Miss Marple the younger, mij enigszins vervreemd aankijkend, "dat zijn onze zoons,  A en B zijn de zoons van mijn broer en C is mijn zoon Jeroen."


Na een korte maar hartelijke schaterlach keek ik haar ernstig aan, of probeerde dat althans.

"Dus als ik het goed begrijp vindt uw broer het een normale zaak dat het bedrijf waarvan u nu ieder de helft bezit van het ene moment op het andere voor 2/3 in handen komt van zijn kinderen en voor 1/3 in die van het uwe. Uw broer lijkt mij een buitengewoon origineel mens."

"Ik ben nou toch zó blij dat u dat zegt," zei mijn gastvrouw, "ik vond dat ook al steeds zo vreemd, maar mijn zoon en ik zagen gewoon geen kans mijn broers redenatie te ontzenuwen. Als wij zijn voorstel niet wilden begrijpen ging het onmiddellijk weer slecht met hem."

Op dat moment draaide de kostbare bolide de begrinde oprijlaan op. Noch met het hart, noch met de bloeddruk van de voor-in-de-zestiger die uitstapte leek mij iets mis te zijn. Ook niet toen hij met ingezakte schouders, het linkerbeen enigszins slepend, op ons af kwam.

Hij moest met de grote BMW toch net een aanzienlijk aantal kilometers op de razenddrukke A1 hebben afgelegd.

Goede vrienden zijn broer en ik nooit geworden.