HOOFDSTUK 10 ....horde....

 

Dat hoogtepunt in de annalen van “de famylje fan de pipermuntsjefabryk”, de 6 januari ‘meeting’, is op uiteenlopende wijzen aangekondigd.

In haar handgeschreven briefje van november aan haar zoon Leo schrijft Esther: “De aandeelhoudersgoedkeuring voor definitieve afronding is gesteld op 6 januari ‘'88 om 19.00 uur te Utrecht”. Een maand later, in haar “rechtvaardiging” schrijft zij: “in de vergadering van 6 januari a.s. hopen wij eindelijk te horen welk bod geaccepteerd wordt door de P.J.-tak”.

In hun “verklaring”- brief schrijven de commissarissen: “Verwacht wordt dat medio december de biedingen worden uitgebracht en voorgelegd kunnen worden aan de aandeelhouders op een bijzondere Algemene Vergadering van Aandeelhouders op 6 januari 1988 in restaurant Hoog Brabant te Utrecht on 19.00 uur”. In hun antwoord op Lampe’s eerste brief medio december schrijven zij: “De Raad van Commissarissen is voornemens in de Algemene Vergadering van Aandeelhouders verslag te doen van het door Pierson, Heldring & Pierson ingestelde onderzoek”.

De agenda voor de oproeping van de vergadering vermeldt onder punt 3: “Verslag van de Raad van Commissarissen en de extern adviseur Pierson, Heldring & Pierson (de heren jhr mr S.E. Beelaerts van Blokland, drs P.E. Boersma en mr A.P.V. Taudin Chabot)” en onder punt 4: “Verder te volgen procedure”.

Dit is natuurlijk allemaal uitermate verhelderend en aangezien minstens één aandeelhouder de “verklaring” niet heeft getekend en zodoende niet 100% van de aandelen beschikbaar kunnen worden gesteld heeft Pierson dus ook geen optimaal bod kunnen verkrijgen. De opnieuw onjuist vernoemde bijeenkomst van bezitters van aandelen "Tonnema" belooft dus een belangwekkende aangelegenheid te worden.

 

De auteur van dit infame en abjecte geschrift is in een ver verleden eens tweede geworden bij de jeugdkampioenschappen springen van Amsterdam. Te paard dan.

Nu ontleent hij, laatdunkend, daaraan het recht zich enige deskundigheid toe te kennen betreffende de techniek benodigd voor het doen nemen van hindernissen door een over het algemeen serviele, maar niet altijd gehoorzame vleesmassa. Wij hebben wat afgelachen rond de arena van het Amsterdamse Bos. Er was een heus parcours gebouwd en er stond een echte tafel met drie juryleden erachter, die je dan moest groeten door je 'cap' af te nemen alvorens je, op van de zenuwen aan het springen kon beginnen.

Merendeels gezeten op voorgeprogrammeerde manegepaarden die helemaal geen zin hadden om op hun vrije zondag nog eens een beetje te gaan klooien, haalde een aanmerkelijk gedeelte van de deelnemertjes de jurytafel niet eens. Bovendien, om na enkele minuten van wanhopig gezweep en getrek boven op zo’n ronddraaiende knol, wéér één van onze kameraadjes te horen uitbellen, was nou niet bepaald bevorderlijk voor onze 'cool'.

Diverse mededingertjes die, soms met de hulp van de pikeur, wél de startlijn wisten te passeren waren zo gebrand op een spoedig einde van dit allang niet meer zo leuke avontuur, dat zij hun paard meteen de sporen gaven en in volle galop op de eerste horde afgingen.

Nu was het vervelende dat het hier een flinke afstand betrof en dat het betreffende dier dus al van verre zag aankomen wat er verwacht werd. Men hoeft weinig fantasie te hebben om zich de toneeltjes voor de geest te halen: een uitgeschoten puber van een jaar of 14 met te korte rijlaarzen, een zondagse blazer en een geleende cap (te groot of te klein) op een naar rechts, naar links, dan weer naar rechts uitwijkend paard, dat steeds langzamer galopperend vlak vóór de hindernis in een sukkeldraf overgaat en plotseling stilstaat; slungelmans glijdt er voorover af, en gaat af. Of die dikke sproetenkop wiens paard wel door loopt, maar niet springt en de hele horde in diggelen achterlaat. En dan dat kleine meisje, een schatje, op een veel te groot paard, dat bij de eerste aansporing in rengalop overgaat en met voorbijgaan aan de hindernis twee rondjes door de paddock maakt voor de vloekende en scheldende pikeur het te pakken krijgt. Het op deze schitterende dag in groten getale opgekomen dagjespubliek geniet met volle teugen

Maar goed, door het observatievermogen, kenmerkend voor jongeren van die leeftijd, heeft de auteur zijn lering getrokken en na eerst van een bijzonder weerbarstige merrie te zijn afgehaald, die de ring niet eens in wilde en die later ook nog drachtig bleek te zijn, bevindt hij zich nu hoog op een goedige witte ruin genaamd Rock en heeft inmiddels de startpaal bereikt. In plaats van onmiddellijk op zijn doel af te gaan laat hij het brave dier in een soort halfrond galopje voor de eerste hindernis langskomen, om het dan met een plotselinge ruk naar rechts en met aansporing van hak, zweep en tong letterlijk voor bet blok te zetten. Net versnellend en niet in de gelegenheid om na te denken kan Rock niet veel anders doen dan over de plotseling, op enkele meters voor hem opdoemende horde te springen. Vanaf dat moment gaat het op rolletjes. De hordes zijn niet zo hoog en het paard vindt het eigenlijk best grappig.