HOOFDSTUK 1 ....juweeltje....

 

“Tonnema”, dat juweeltje onder de familiebedrijven, wordt in 1902 opgericht door suikerbakker Nicolaas de Vries, die voor zijn financiering terechtkomt bij de kinderloze, welgestelde herenboer Tonnema. Die schept er genoegen in het bedrijf zijn naam te doen geven.

Na het verscheiden van de oude Tonnema wordt de onderneming een exclusieve aangelegenheid van De Vries en zijn nazaten. In de twintiger jaren komt de tweede generatie aan bod; uiteindelijk  zullen de zoons Nico sr. en Piet ieder 50 procent van de aandelen bezitten. De derde generatie verschijnt aan het eind van de jaren vijftig in de leiding van bet bedrijf; het zijn de twee zonen van Nico sr.: Nico jr. en Fons.

Met het schitterende pepermuntmerk “King” als vlaggenschip (wie heeft er nog nooit één in de mond gehad?) gaat het “Tonnema” voor de wind. De winst na belastingen bedraagt gedurende de ‘seventies’ gemiddeld ƒ 1 miljoen, en het eigen vermogen bedraagt ultimo 1980 dan ook ruim ƒ 16 miljoen.

Met de rijke Sneker fabrikant Joh. J. Lampe als grote animator wordt dan besloten gebruik te maken van een fiscaal gunstige mogelijkheid om vermogen van de vennootschap aan aandeelhouders uit te keren: "herkapitalisatie".

Deze operatie vindt in 1981, ‘82 en ‘83 plaats, en kost de onderneming een bedrag van ƒ 5,2 miljoen. In de altijd wat touwtrekkerige relatie tussen goed rendement voor de eigenaren en verantwoorde investering in de onderneming is dit bedrag best te rechtvaardigen, en door jaarlijkse nettowinsten die rond de ƒ 1,6 miljoen schommelen ziet de balans er op 1 januari 1988 als volgt uit:

Een plaatje waarbij menig ondernemer het water in de mond loopt.

“Tonnema” kent al die jaren geen moeilijkheden van betekenis. De directie leidt het bedrijf, in de woorden van Leo Lampe "misschien niet spectaculair, maar wel gaaf en secuur". Het personeel is happy, en de aandeelhoudersvergaderingen zijn serieuze en plechtige affaires. Er is een raad van commissarissen die bestaat uit heren met klinkende namen en van verheven maatschappelijke status.

Nico Sr. sterft in 1972 en zijn aandelen komen in banden van zijn zes kinderen.

Broer Piet overleeft Nico 13 jaar en blijft tot zijn dood in 1985 op de aandelen zitten. Hoe jammer dit fiscaal bekeken ook voor zijn erven is, zijn bestendige positie als grootaandeelhouder heeft een rustgevend effect op de gang van zaken in de vennootschap, ook al worden vanaf 1978 zijn zoons en een schoonzoon door hem als gemachtigden naar de aandeelhoudersvergaderingen gezonden. Oom Piet blijft de directie welgezind. Hij laat op iedere vergadering “de directie complimenteren met het behaalde resultaat en zijn hartelijke groeten overbrengen”.

De onvermijdelijke schoonzoon mr Frans Bakx, die vanaf 1980 de jaarvergaderingen bijwoont, geeft echter duidelijk aan uit welke hoek de wind zal waaien als de erven van P.J. aan bod komen. Steeds indringender vraagt hij directie en commissarissen om concretisering van hun investeringsbeleid en om een "dividendpolitiek". Hij wordt echter, in zijn eigen woorden, “steeds met een kluitje in het net gestuurd”.

In 1983 wordt Norbert Schmelzer, na reeds jarenlang commissaris te zijn geweest, president-commissaris en neemt Frans de Groen, directeur van “Grolsch”, in het college plaats. De derde commissaris is mr Paul Nouwen van Nationale-Nederlanden.