HOOFDSTUK 22 ....exorbitant....

 

Wat Hugo Smit op dat moment natuurlijk niet kon weten (hij had tenslotte dit boekje nog niet gelezen) was dat Schmelzer zelf helemaal niet zoveel reden meer had te vertrouwen op de kri­tiekloze volgzaamheid van de aandeelhouders. De afgelopen jaren hadden genoeg pijnlijke momenten te zien gegeven. Had niet zelfs de ex-non en maatschappelijk werkster tante Phlip­pie, ondanks haar gierende nervositeit dingen durven zeggen als: "Ik vind het onbegrijpelijk dat commissarissen eerst nu een noodsituatie onderkennen.” En werd het effect van het volkomen misplaatste gebruik van het paternalistische begrip "Bestuur", waar hij deze roomse familie steeds mee had geïmpressioneerd, niet steeds minder?


Ten overvloede hebben commissarissen nu weer een nieuwe schrobbering van aandeelhouders te pakken. In het voorstel tot statutenwijziging hebben zij als orgaan dat de overdracht van aandelen van de vennootschap moet goedkeuren zichzelf, de RvC, opgenomen en dat is zonder verdere plichtplegingen door aan­deelhouders veranderd in de AvA. Het lijkt niet zo belangrijk, maar reken maar dat zoiets aankomt bij dergelijke ego's.


Bovendien is er de kwestie van de gegadigden. Dat de aandeel­houders op de vergadering van 6 januari voor de gek zijn gehouden moet de voorzitter nu in ieder geval duidelijk zijn. Mars heeft afgehaakt, want die wil alleen 100 %, daar­over bestaat geen twijfel en of het met Van Nelle wat wordt is totaal onzeker. Het is niet ondenkbaar dat de hooggespannen verwachtingen van aandeelhouders tot verwijten over een flod­derige behartiging van hun belangen zullen leiden.


Maar het ergste voor onze vriend Norbert moet toch wel zijn die 100 % frustrerende horzel met circa 2 % aande­len, Leo Lampe.


Aan de President van de Rechtbank is toegezegd dat Lampe (respectievelijk mr Smit) uitgebreid aan het woord mag komen. De laatste bespeurt bij een aantal aandeelhouders begrip, of in ieder geval een zekere belangstelling. Het lijkt niet ver gezocht als wij aannemen dat dit ook Schmelzer niet ontgaat.


Nu zou iedere normale en redelijke competente voorzitter van de AvA zeggen: "So what? Laat die jongen zijn verhaal doen en laat de aandeelhouders daarover discussiëren. Het is hun vergadering en ik ben er om te letten op een eerlijke en beheerste gang van zaken. Laat iedereen uiteindelijk over de voorstellen stemmen zoals zijn of haar hart dat ingeeft."


Voor Schmelzer echter, die terloops allerlei, nergens terug te vinden, criteria tevoorschijn tovert, waar Lampe dan toevallig net niet aan zou voldoen (maar zijn ooms Nico en Fons ook niet, terwijl zij als zij gewild hadden het bedrijf zó hadden kunnen krijgen) ligt die weg allang niet meer open.


In de vorige vergadering had broer Caspar al ernstige bezwaren tegen de hoogte van de door Pierson genoemde transactiesom. Hij was zeker niet de enige. In de loop van het jaar '87 was de mogelijke waarde van de aandelen een allesoverheersend onderwerp van speculatie geweest en werkelijk exorbitante bedragen hadden de ronde door de familie gedaan.


Wij mogen dan ook gerust aannemen dat, behalve voor de zake­lijke, juridische en familiale argumenten van Lampe/Smit het plotseling betoonde "begrip" bij een aantal aandeelhouders voor een deel te verklaren was door de opmerking dat een hoger bod zeker niet tot de onmogelijkheden behoorde.


Nu blijkt, naar pas later bekend wordt, dat op het moment van de vergadering, Schmelzer c.s. en Pierson in het bezit zijn van de wetenschap dat er zich, los van het lijstje van Pier­son, een aantal eerste klas gegadigden hebben gemeld, die verklaard hebben aanmerkelijk hogere biedingen te kunnen uitbrengen dan de kandidaten van de Amsterdamse merchantban­ker. Deze bedrijven, merendeels bekende multinationals, ver­klaren allen hetzelfde: "wij krijgen geen poot aan de grond!".