HOOFDSTUK 32 ....moed....

 

In haar rechtsoverweging 4, zegt het Hof niets anders, dan dat Lampe niet mag zeuren over de in zijn ogen geheel misplaatste conclusie van de Rechtbank en dat hij Tonnema toch niet als familiebedrijf in stand kan houden en "het" hem dus wel om meer geld te doen zal zijn, op basis van het besef dat, gezien de gesteldheid van zijn familie en zijn beperkte aandelenpak­ket, statutenwijziging tot de mogelijkheden behoorde.

 

"Lampe," zegt het Hof "je wist toch dat de statuten kunnen worden gewijzigd? Nou, dan kan je je er ook moeilijk over beklagen enz, enz".

 

(Bezie de mogelijkheden van dit soort redenatie: "Mevrouw, u wist toch dat de politie geen volledige bescher­ming kan bieden als u op de hei uw hondje uitlaat? Nou, dan kunt u zich er ook moeilijk over beklagen dat de Rechtbank uw aanrander vrijuit laat gaan".)


Door één en ander te omschrijven zoals het Hof doet, wekt het bij ons de indruk net als de Rechtbank "op de man te spelen" en de principiële rechtsvraag van President Van den Berg zover mogelijk van zich af te houden. Want het slaat natuurlijk nergens op dat Lampe, "gegeven de samenstelling van de AvA ... " (plus de daarbij horende tierelantijnen) "alsmede zijn eigen geringe stemkracht" er rekening mee heeft moeten houden dat hij met een statutenwijziging met betrekking tot de aan­biedingsregeling geconfronteerd kon worden.


Als aandeelhouder van een BV kan je geconfronteerd worden met een statutenwijziging. Punt uit.


Maar de heren van het Hof zoeken kennelijk aansluiting (zie ook rechtsoverweging 5) met de bizarre redenering van de Rechtbank, zoals neergelegd in de overige punten 6,8 en 9 van haar vonnis. Dit komt erop neer dat Lampe een 'quantité négligeable' is, die zelf geen geld heeft en dus van anderen moet lenen, waardoor hij er nooit in zal slagen Tonnema als familiebedrijf voort te zetten, zodat het hem wel uitsluitend om méér geld te doen zal zijn. Bovendien heeft hij nog de vermetelheid gehad om een "patstelling" te creëren, terwijl het bedrijf zich "op het randje van de afgrond bevond", zodat het belang van Tonnema en haar werknemers meebracht dat aandeelhouders terecht "zo snel mogelijk" aan Van Nelle ver­kochten, dat in tegenstelling tot Lampe aan de "garanties" voldeed.

Dat hele betoog is bovendien gebaseerd op een welhaast patho­logische schending van de tijdsvolgorde, zodanig dat het je op­nieuw angstig te moede wordt. De andere aandeelhouders mochten de statuten op 3 februari wijzigen, want er was een patstel­ling ontstaan mede door het bod van Lampe van 23 maart; dat is zeven weken later!


Helaas, het beroep van mr Smit op De Rechter in Nederland om bij de "vordering tot nakoming" eens wat moed te tonen, is kennelijk geen loos alarm. Waarbij je je natuurlijk meteen kan afvragen of er zoveel moed voor nodig is om op een terrein waar je niet zo thuis bent eens het advies van een deskundige in te winnen.


Je bent een rechter en je wilt wat. Dus je pakt de telefoon en belt een "Vooraanstaande Boven Alle Verdenking Van Partijdig­heid Staande Nederlandse Industrieel", die voorzitter is van van alles en nog wat.

 

"Mijnheer Vooraanstaande, wat denkt u van het volgende: de één beweert dat de onderneming het absoluut niet kan verdragen om ook nog maar één dag langer te wachten met de verkoop aan een groot en internationaal concern en de ander beweert dat dat onzin is".


"Wat zijn de cijfers, rechter?"


"Nou, eigen vermogen ƒ 19 miljoen - geen bankschulden -  ƒ 10 miljoen liquide - netto winst al jaren ƒ 1,5 à 2 miljoen".


"Wat maken ze, rechter?"


"Nou, eh, pepermuntjes en snoepjes, u weet wel King, Rang, Italiano".

 

"Die bewering is poppycock, rechter, quatsch. Of nog beter, baarlijke nonsens".

 

"Welke bewering, mijnheer Vooraanstaande?"

 

"Welke denkt u, rechter, welke denkt u?"

 

"Dank u wel, mijnheer Vooraanstaande, en eh, hoe schrijf je dat, kokkiepop?"